Beter laat dan nooit

Beter laat dan nooit

Elke mens kan gered worden, “wat ook het moment van zijn bekering is”, zei de heilige Efrem (306-373). Het is een spreekwoord geworden: te(r) elfder ure, dat wil zeggen op het laatste nippertje, zoals de misdadiger aan het kruis naast dat van Jezus (zie Lc 23, 40-43). De misdadiger bekeert zich werkelijk “in hora mortis” en Jezus zegt hem: “Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”. Deze misdadiger moet ongeveer de laatste bekeerling geweest zijn, hij is zich bewust van zijn misdaad en/of zonde en wordt ‘in extremis’ gered, als eerste.

In de parabel van de arbeiders van de wijngaard, zijn de “eersten” wellicht de Joodse leiders, farizeeën, hogepriesters en schriftgeleerden, die alle Messiaanse voorspellingen kenden (zoals bijvoorbeeld het feit dat de Messias te Betlehem in Juda zou geboren worden). De “laatsten”, dat zijn niet alleen die misdadiger die naast Jezus hing, maar ook “de armen van geest” (Mt 5, 3), “de kleinen” (Mt 11, 25 – “kinderkens” in de NBG51), de heidenen, de zondaars, de zieken (zie Mc 2, 17).

Gods gedachten zijn dus duidelijk niet vergelijkbaar met menselijke gedachten, dat weten we van de eerste lezing uit Jesaja. Wij, mensen, hanteren vaak een wiskundige logica (meten is weten, nietwaar?). Op de personeelsdienst of de afdeling boekhouding zou men wellicht als volgt redeneren: een werkdag van 12 uren, een dagloon van 50 Euro; dus 50 Euro voor de arbeiders die 12 uren gewerkt hebben, 37.5 Euro voor 9 uren arbeid, 25 Euro voor 6 uren arbeid, 12.5 Euro voor 3 uren arbeid en amper 4 Euro voor “de arbeiders van het elfde uur”. De landeigenaar van de parabel, ongetwijfeld God de Vader, geeft aan iedereen 50 Euro, en hij betaalt eerst “de arbeiders van het elfde uur” uit, tot verbazing en ongenoegen van de arbeiders van het eerste uur. Goedheid, gulheid en liefde vallen niet te meten. Of zoals Antoine de Saint-Exupéry het zei: “On ne voit bien qu’avec le coeur. L’essentiel est invisible pour les yeux.” (letterlijk vertaald: men ziet slechts goed met het hart; het belangrijkste is onzichtbaar voor de ogen”). God is liefde, zegt het Nieuwe Testament (1 Joh 4, 8) en die liefde is oneindig; God laat “immers de zon opgaan over slechten en goeden en het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mt 5, 45). Gods genade strekt zich vooral uit naar eenvoudige mensen die berouw hebben en die zich bekeren ondanks hun gebrek aan religieuze bagage en voorkennis.

(B.N.)