Beter laat dan nooit

Beter laat dan nooit

De parabel van Lucas 15, 11-32 is bekend geworden als de parabel van de verloren zoon (in het Frans en in het Engels “de verkwistende zoon”), maar de Willibrordvertaling van 1975 geeft “De barmhartige vader” mee als titel. In vele talen is de “verloren zoon” spreekwoordelijk geworden voor iemand die lang is weggeweest en die nu terugkomt. Met deze parabel wou Jezus tonen aan “de farizeeën en de schriftgeleerden” dat God geduld had met “tollenaars en zondaars van allerlei slag”. In de parabel staat de oudste zoon voor “de farizeeën en de schriftgeleerden”; de jongste zoon voor de berouwvolle zondaar. In het Matteüs-evangelie gaat Jezus nog veel verder in Zijn aanklacht: “de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij [de hogepriesters en de oudsten van het volk] het Rijk Gods binnen” (Mt 21, 31). Trots verblindt al deze vrome Joodse gelovigen: zij menen dat alleen zij goed bezig zijn en minachten allen die minder goed bezig zijn in hun ogen. Nochtans volstaat het de “Vader” aan te roepen (verzen 18b & 21): “Gezegend is hij die op Jahwe vertrouwt, en zich veilig weet bij Hem” (Jr 17, 7). Net zoals in het Boek Job ondervindt de jongste zoon weinig of geen steun van andere medemensen: in de nood kent men zijn vrienden…

Wat maakt de parabel zo populair, zo geliefd en zo herkenbaar? Wie herkent zich niet in de 17-jarige jonge man die op eigen benen wil staan, die een losbandig leven wil leiden, ver van het ouderlijk gezag? Hij leeft heilloos (Grieks ‘asotos’), zonder God, noch gebod, zonder zingeving. Wanneer de jongeling in zak en as zit, vernederd tot in het diepste van zijn ziel, komt hij tot inkeer en begint met een stevige, goed voorbereide schuldbelijdenis. De Vader maakt hem echter geen enkel verwijt en is meteen in feestvreugde. Een feestvreugde die de oudste zoon niet kan of wil delen. Net zoals “de farizeeën en de schriftgeleerden” is hij afgunstig en zou hij liever hebben gehad dat de Vader hardvochtig bleef ten opzichte van die zondige zoon die, volgens de oudste zoon, zelfs naar de hoeren zou zijn gegaan. De God van Jezus is een inclusieve Vader die vindt dat alle mensen erbij horen, een paar kansen moeten krijgen om zich te bekeren, een Vader die Zijn kinderen niet te vlug afschrijft. Jezus ging met iedereen vriendschappelijk om, in eerste instantie met mensen die door “de farizeeën en de schriftgeleerden” afgeschreven werden.

Uit de eerste lezing kunnen we leren dat de God van het Oude Verbond zegening op zegening had geschonken aan Zijn uitverkoren volk: bevrijding uit het Egyptische slavenhuis, manna, oogst in het Beloofde Land,… Dat “paasfeest” moeten zij en wij in dankbaarheid blijven gedenken.

Tot slot moet het gezegd worden dat wij, als christenen, deze parabel niet te simplistisch mogen opvatten door te stellen dat de figuur van de oudste zoon alleen een waarschuwing is aan het adres van “de farizeeën en de schriftgeleerden”: God is in onze postmoderne maatschappij helemaal in het vergeethoekje gedrukt. Wij kunnen ons identificeren met de jongste zoon, maar het is vooral te hopen dat God de Vader héél barmhartig is…

Bernard