Omgekeerde wereld
De zogenaamde “veldrede” (Willibrordvertaling, 1975), hoewel deze toespraak ook op een soort hoogvlakte kon gehouden worden, is een kortere versie van de Bergrede (Mt 5-7): de evangelist Lucas spreekt niet over de Wet, hij legt volop de nadruk op het contrast tussen arm en rijk. Armoede en rijkdom hebben hier niet alleen een materiële, maar ook een spirituele component. Lucas geeft ons eerst 4 zaligsprekingen en dan 4 vermaningen aan het adres van de rijken.
Wat is de context? Jezus heeft net een melaatse en een verlamde genezen, de tollenaar Levi (Mattheüs) geroepen en duidelijk gemaakt dat Hij primeert op de sabbat. Normaal gezien gingen de Joden naar Jeruzalem om God te ‘ontmoeten’ (bijvoorbeeld voor de 3 pelgrimsfeesten: Pesach, Pinksterfeest en Loofhuttenfeest); nu blijkt dat ze van heinde en verre, vanuit Joods én heidens gebied, naar de streek van Kafarnaüm (vanwaar volgens Joh 1, 46 niets goeds kon komen) komen om naar Jezus te komen luisteren en om genezing te vinden door Zijn kracht.
Jezus richtte Zich in eerste instantie tot Zijn leerlingen, maar waarschijnlijk kon men Hem iets verderop ook horen. De eerste zaligspreking is voor de armen. Armoede op zich is vanzelfsprekend geen zaligheid (integendeel), maar zij die alles achterlaten om Gods Messias te volgen en om te evangeliseren zullen het Rijk Gods ervaren. Petrus zal later zeggen dat Jezus Christus als het ware zijn enige bezit is (Hnd 3, 6). De eerste vermaning is voor de rijke mensen die rekenen op hun aardse bezittingen en aardse vriendjespolitiek: zij zijn volgens Jeremia “vervloekt” (Jr 17, 5). De verzen 24-26 zijn dus geen scherpe vermaningen voor de aanwezige volksmassa (onder hen waren er meer dan waarschijnlijk geen rijke of machtige mensen). In haar Magnificat (Lc 1, 46-56) had Maria al aangekondigd dat God de arme mensen zou verheffen en de rijke mensen “met lege handen” zou wegzenden. Profeten als Jesaja, Amos, Habakkuk,… hadden al de nodige ‘weespreuken’ uitgesproken.
De tweede zaligspreking is voor de mensen die honger lijden, zowel lichamelijk als geestelijk: zij zullen vooral spiritueel verzadigd worden. Mensen die rijkelijk leven en eten, die niets delen, die zich zelfgenoegzaam en egoïstisch opstellen,… zullen “honger lijden”.
De derde zaligspreking is voor de bedroefde mensen: God “zal alle tranen van hun ogen afwissen”, “geen rouw, geen geween, geen smart” meer (Apk 21, 4). De mensen die het goed hebben in hun aardse leven zullen “geween en tandengeknars” ervaren in de hel.
De vierde en laatste zaligspreking gaat over de christenen die gehaat, uitgestoten, verbannen en beschimpt worden “omwille van de Mensenzoon”. Samengevat: armoede, hongersnood, droefheid of gehaat worden zijn niet zaligmakend op zich, integendeel; dit alles geldt alleen als het gebeurt “omwille van de Mensenzoon”.
De evangelist Johannes meldt dat dit alles daadwerkelijk gebeurd is: “de Joden hadden reeds afgesproken dat al wie Hem als Messias beleed uit de synagoge gebannen zou worden” (Joh 9, 22). Het Boek Handelingen meldt dan weer dat de eerste christenen blij waren dat ze vervolgd werden: “verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van de Naam” (Hnd 5, 41). Paulus en Silas “zongen Gods lof” in de gevangenis (Hnd 16, 25). Tenslotte weten we dat Paulus bereid was “zelfs te sterven voor de naam van de Heer Jezus” (Hnd 21, 13). Martelaarschap stond in hoog aanzien. Valse profeten verkondigen wat de meeste mensen graag horen; de Blijde Boodschap die Jezus en Zijn apostelen brachten kwam hard binnen bij de hogere klasse van de bevolking.
Eind vierde eeuw na Christus kwam er een einde aan de vervolging en in 380 werd het christendom zelfs staatsgodsdienst. Toen het martelaarschap voorbij, begon men hun relieken te vereren. De “veldrede” herlezen is, vandaag de dag, meer dan ooit een uitdaging: wat richt de Heer tot ons? Zaligsprekingen of vermaningen?
Bernard