Aanvaarden wij Hem?

Aanvaarden wij Hem?

In Nazareth werd Jezus verworpen, dat weten we allemaal: geen sant in eigen land. Elia en Elisa werden ook niet naar waarde geschat: ze werden naar de heidenen gestuurd om daar wonderen te verrichten. Idem voor Jeremia: aangewezen als profeet door God, maar bestempeld als onheilsprofeet door het volk. Jezus herkende Zich in Jeremia. Niemand houdt van vermaningen…

De woorden over Gods genade klonken goed (de genade duurt een jaar, de “dag van wraak” duurt slechts één dag en Jezus laat dat vers zelfs vallen), Jezus had ze wellicht mooi uitgesproken (als een goede lector), de toehoorders waren heel even enthousiast (letterlijk “vervuld van God”), maar onmiddellijk daarna voelen zij de behoefte om Jezus te degraderen tot “de zoon van Jozef”. Ja, de Joodse toehoorders zaten al zo lang te wachten op die Gezalfde, die Joodse Messias, die ultieme combinatie van Mozes en David. Die “zoon van Jozef”, die om de hoek woonde, erkennen als dé lang verwachte Messias zat er niet in. De afwijzing van Jezus in Nazaret is een voorafspiegeling van de finale afwijzing in Israël (tot op heden eigenlijk: ongeveer 98% van de Joodse mensen blijven Jezus verwerpen). De Joodse Messias zou uiteindelijk meer geëerd worden door de heidenen dan door de Joden zelf. God kan de zegen wegnemen van Zijn uitverkoren volk. Er is een grote spanningsboog tussen Dt 7, 6-9 (Joodse volk = uitverkoren volk) en 1 Pe 2, 4-9 (christenen = “een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk”). Het is zo dat alle aanhangers van een bepaalde levensbeschouwing hun levensbeschouwing de beste vinden. Zo kennen alle moslims bijvoorbeeld vers 110 van Soera 3 van de Koran: “Jullie zijn de beste gemeenschap die uit de mensen is voortgebracht”.

De gedachte dat Jezus de genade naar de heidenen gaat brengen maakt de toehoorders razend. De woede is zo groot dat de samenkomst in de synagoge op sabbat prompt onderbroken wordt om Jezus niet alleen weg te jagen, maar ook ter dood te brengen.

Tot daar de reactie van de Joodse toehoorders anno ‘30, maar hoe is het gesteld met ons, hic et nunc? Volgen wij de “verheven weg” die Paulus schetst in de tweede lezing? Volgen wij de weg van de grenzeloze vergeving en de eindeloze naastenliefde? Volgen wij het voorbeeld dat Jezus ons gegeven heeft (zie Joh 13, 15)? De voetwassing was een voorbeeld van nederig dienstbetoon. Men kan zich de theoretische vraag stellen of wij Hem toen zouden aanvaard hebben in Nazareth, maar de belangrijkste vraag is of wij Hem hier en nu aanvaarden.

Bernard