Halacha

Halacha

Voor alle gelovige Joden is de “Halacha” zeer belangrijk: wat moeten wij doen in het dagelijkse leven, hoe moeten wij ons gedragen, welke regels moeten wij volgen?

In de Evangelielezing is Johannes de Doper kennelijk gewend om dit soort vragen te krijgen: “Wat moeten wij doen?”. Achteraf gezien bleken de antwoorden van Johannes de Doper niet in goede aarde gevallen te zijn… Nochtans vroeg Johannes de Doper simpele dingen: delen met de minder bedeelden, niemand uitbuiten, de macht niet misbruiken, tevreden zijn met weinig,…

In theorie mocht armoede al lang niet meer bestaan: “Er zullen bij u trouwens geen armen zijn, want Jahwe uw God zal u overvloedig zegenen in het land dat Hij u in eigendom geeft, als ge tenminste gehoor geeft aan wat Jahwe uw God zegt, en al de geboden nauwgezet volbrengt die ik u heden opleg.” (Dt 15, 4-5)

Profeten als Hosea (Hos 6, 6), Micha (Mi 6, 6-8),… hadden het gezegd en herhaald: God wil geen brandoffers, Hij wil vooral gerechtigheid. Armoede bestond kennelijk nog steeds in de tijd van Johannes de Doper en het is daarom dat hij fel uithaalt naar de gevestigde orde met termen als “adderengebroed” (Lc 3, 7) om te pleiten voor bekering. Johannes de Doper en Jezus leefden sober (om niet te zeggen in armoede) en riepen op tot soberheid, solidariteit, rechtvaardigheid.

De schrijver van 1 Tim 6, 6-10a (geschreven rond het jaar ‘90?) ziet het zo: “Nu brengt de godsvrucht ongetwijfeld grote winst, maar alleen voor hem die tevreden is met wat hij heeft. Want wij hebben in deze wereld niets meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen. Als wij voedsel en kleding hebben, moet ons dat genoeg zijn. Zij die zich willen verrijken vallen in verzoeking en in de strik van allerlei dwaze en kwalijke begeerten, die een mens in verderf en ondergang storten. Want de geldzucht is de wortel van alle kwaad.”

Johannes de Doper maakt het heel concreet: “Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft” (Lc 3, 11). Laat ons even eerlijk zijn: de meesten van ons kunnen hun kleren amper tellen (een bekend voorbeeld is Imelda Marcos die 1000 à 3000 paar schoenen had).

En dan kondigt Johannes de Doper “een beslissende wending in de geschiedenis” aan (Missaal, 2007, pag. 35). Bovendien had Johannes de Doper een veel “sterker” persoon aangekondigd: “sterker” wellicht niet als Goliat, maar eerder in de zin van “machtiger”.  En daar liep het mis. In de eerste lezing had Sefanja gesproken over “een reddende held” en over een rooskleurige toekomst: “nu hoeft gij geen onheil meer te vrezen”. Laten we een poging doen om ons te verplaatsen in tijd en ruimte en ons in te beelden dat we tijd- en landgenoten zijn van Johannes de Doper en Jezus: we verwachten een machtige “reddende held” (in de stijl van David & Salomo) die ons met donder en bliksem verlost van dat hatelijke Romeinse, heidense schrikbewind; we verwachten tromgeroffel van de God van de hemelse legermachten. Toen Jezus gearresteerd werd, zei Hij dat Hij de hulp van ruim “twaalf legioenen engelen” had kunnen inroepen: 12 x 6000 engelen = 72.000 engelen. Maar Jezus wou totaal geen geweld gebruiken. Voor Jezus was een Romein even goed een mens als een Jood. Paulus zou deze gedachte een 20-tal jaar later als volgt samenvatten: “Er is geen Jood of heiden meer” (Gal 3, 28).

Ook hier moeten we een poging doen om ons te verplaatsen en in te leven in de context van de jaren ‘30 n. Chr.: de meeste Joden dachten dat de Joodse Messias alleen heidenen zou afstraffen. Johannes de Doper stelde het Romeinse bewind met “tollenaars” (belastingontvangers) in dienst van de Romeinen niet in vraag; Jezus ging om met “tollenaars”. Jezus zou zelfs speciale aandacht hebben voor zondaars om ook die op het rechte pad te krijgen.

Kortom, de meeste Joden hadden zich de komst van de “reddende held” veel spectaculairder ingebeeld. Dat was zonder rekening te houden met 1 Kon 19, 11-13: God zat niet in de storm, noch in de aardbeving, noch in het vuur, maar wel in “het suizen van een zachte bries”.

Johannes de Doper en Jezus Christus brachten een heel nieuwe Blijde Boodschap: bij alle mensen (Joden of Romeinen) verandering brengen in het dagelijkse leven, voornamelijk door innerlijke gemoedsrust na te streven. Jezus vergeleek de komst van het Koninkrijk van God graag met een piepklein mosterdzaadje: “Beetje bij beetje wordt de wereld meer en meer een plaats van vrede en geluk voor iedereen” (Kolet Janssen, Kerknet, 20 juli 2020).

De Blijde Boodschap is dat de Messias eraan komt, in “het suizen van een zachte bries”. De komst van de Messias is effectief een keerpunt, zelfs de Geest werd uitgestort (Js 32, 15). De Messias scheidt het kaf van het koren. “Zij [de bozen] zijn als het kaf: de wind blaast het weg”. Ook dat was voorspeld: Psalm 1, 4.

“If you want to see a miracle, Be a miracle.”, zei Morgan Freeman die de rol van God speelde in Bruce Almighty (2003): als je een mirakel wil zien, wees dan zelf een mirakel.

De doop van bekering was dus voornamelijk innerlijk…

Bernard