Kerygma
Kerygma is het mooie Griekse woord voor “prediking”. De Evangelielezing van vandaag schetst het begin van het optreden van Johannes de Doper. De prediking van Johannes de Doper en die van Jezus was praktisch identiek: zich laten dopen, tot inkeer komen, vergeving van zonden verkrijgen. Beide predikers gaven ook aan dat God spoedig zou ingrijpen in de wereldgeschiedenis. Het Griekse woord ‘metanoia’ werd in de loop der tijden verschillend vertaald: berouw, bekering, tot inkeer komen. Het Griekse woord metanoia houdt in dat een bepaalde ingesteldheid of gedachtegang fout is en dat men tot een beter inzicht komt.
Waarom werden zowel Johannes de Doper als Jezus Christus zo snel mogelijk uitgeschakeld (vanuit menselijk oogpunt)?
Ten eerste trokken beide mannen van God van leer tegen de gevestigde orde (het establishment) in soms heftige, scherp veroordelende bewoordingen (zoals bijvoorbeeld “addergebroed” – Lc 3, 7 & Mt 23, 33). Johannes de Doper had de tetrarch Herodes Antipas gewezen op diens onwettige relatie met Herodias, die zijn schoonzus was. Deze kritiek op de viervorst of vazalkoning van de Romeinen kostte hem – letterlijk – zijn kop. In het geval van Jezus heeft de Tempelreiniging Zijn doodvonnis ingeluid: archeologische vondsten hebben aangetoond dat de “hogepriesters en schriftgeleerden” er een bijzonder weelderig leven op nahielden (Jezus vond het zelfs een rovershol of een marktplaats).
Ten tweede waren beide profeten onbemiddeld, arm, dakloos en onaantrekkelijk (geenszins te vergelijken met een David of een Salomo): “Johannes ging gekleed in kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen; hij at sprinkhanen en wilde honing” (Mc 1, 6); voor Jezus was er van meet af aan “geen plaats in de herberg” (Lc 2, 7) en Hij zou nooit iets “waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten” (Mt 8, 20) hebben gehad (dat wil zeggen: geen hoofdkussen, geen bed, geen dak boven Zijn hoofd). Alle Jezus-films ten spijt, beschrijft Jesaja de Lijdende Dienaar als volgt (Js 53, 2): “zijn uiterlijk noch schoonheid waren het bekijken waard, hij was geen verschijning, die bewondering wekt”.
Ten derde en ten laatste creëren beide mannen van God een verwachtingspatroon. Dat is trouwens de grondbetekenis van Advent: er moet en gaat iets of iemand komen! Johannes de Doper (Mc 1, 7-8) verwijst naar een reddende Messiaanse figuur: “Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest”.
Jezus verkondigde (Mc 1, 15): ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.’
De meeste Joodse tijdgenoten van Jezus begrepen dit als een opstand tegen en een bevrijding van die hatelijke Romeinen.
In de eerste lezing is er een woord dat 3 maal terugkomt: “gerechtigheid”. Jezus snakte er ook naar: “Maakt u dus geen zorgen over de vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken? Want dat alles jagen de heidenen na. Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid” (Mt 6, 31-33).
De meeste apostelen (heus niet uitsluitend Judas Iskariot) hadden deze woorden verkeerd ingeschat of geïnterpreteerd. In de eerste lezing krijgt Jeruzalem 2 mooie, nieuwe namen van Godswege: `Vrede-door-gerechtigheid, heil-door-godsvrucht.’
Die vrede zal er niet komen door eindeloos oorlog te voeren, maar enkel en alleen door een innerlijk, individueel proces van tot inkeer komen.
Bernard