Rijstpap met een gouden lepeltje

Rijstpap met een gouden lepeltje

Het kan toeval zijn, maar in beide lezingen is er sprake van 7 broers. Wat beide lezingen echter werkelijk verbindt is de blik op het eeuwige leven. Het lectionarium heeft het gruwelijkste deel van de eerste lezing weggelaten, maar het komt erop neer dat de 7 broers en hun moeder de dood moedig onder ogen zien omdat ze weten dat er leven is na de dood.

Om de evangelielezing te begrijpen moeten we iets zeggen over de Sadduceeën, want hun ingewikkelde vraag beslaat de helft van de evangelielezing. De Sadduceeën waren een aristocratische groepering die uitsluitend geloof hechtten aan de eerste vijf Boeken van de Bijbel. De Sadduceeën geloofden niet in de verrijzenis van de doden. Hun strijd- en strikvraag over een zevenvoudig zwagerhuwelijk was zo vergezocht dat de Farizeeërs er geen blijf mee wisten. Jezus beseft meteen dat Hij tussen twee vuren staat. Geniaal als Hij is, geleid door de Geest, verwijst Jezus naar Mozes, wanneer die spreekt over een God van levenden (en niet van doden). Jezus krijgt een pluim – en dat is zeldzaam – van enkele “schriftgeleerden”. De omstaanders durfden Hem geen verdere vragen meer te stellen, maar wij blijven zitten met veel vragen over het leven in het paradijs.

We moeten eerlijk toegeven dat de Bijbel heel vaag blijft over het leven in het hiernamaals. In Zijn antwoord aan de Sadduceeën aangaande het zwagerhuwelijk stelt Jezus dat er niet gehuwd wordt in het leven van de verrijzenis (zie Lc 20, 27-34). Onsterfelijk, zoals engelen, als kinderen van God, het klinkt allemaal mooi, maar het blijft onbegrijpelijk voor gewone stervelingen die denken in aardse termen.

De evangelisten willen ons duidelijk maken dat we in het leven na de dood geen spoken, noch geesten zijn (Lc 24, 39; Joh 20, 25-29).  Paulus spreekt van een geestelijk, onvergankelijk lichaam, een gedaanteverandering “bij de laatste bazuin” (1 Kor 15, 35-58). Wat de auteur van de Brief aan de Filippenzen schrijft is ongelooflijk voor de hedendaagse mens: hij wil sterven om bij Christus te zijn (Fil 1, 21-23).

God zien, de ‘zaligende aanschouwing’, de “visio beatifica”, gaat terug op 1 Kor 13, 12: het is een echt zien, “ten volle kennen”. Jezus Zelf spreekt over het ‘ontvangen’ van het Rijk, “het eeuwige leven” (Mt 25, 34.46). Er is tenslotte dat mysterieuze vers van Rom 14, 17: “Het koninkrijk van God is geen kwestie van spijs en drank, maar is gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest”. Gesproken van drank: Jezus zegt dat Hij geen wijn meer zal drinken tot wanneer Hij met ons de hemelse eucharistie zal vieren (Mt 26, 29). Ondertussen blijven wij hier op aarde eucharistie vieren om Hem te gedenken…

Bernard Nys