Bescheidenheid troef

Bescheidenheid troef

Deugden en (hoofd)zonden waren al bekend in de Griekse Oudheid en dus ook bij Jezus Sirach, die ongeveer twee eeuwen vóór Christus leefde. In de eerste lezing wordt zachtmoedigheid geprezen; hoogmoed wordt veroordeeld. Hoogmoed is hoofdzonde nummer 1, letterlijk en figuurlijk. Lucifer incarneert de hoogmoed. Hoogmoed gaat steeds gepaard met egoïsme en narcisme. Hoogmoed komt voor de val, zegt het Boek Spreuken (Spr 16, 18). Psalm 10 legt uit hoe dat komt: zo iemand wordt atheïst, hij vindt zichzelf god.

Jezus gaat echter veel verder in het altruïsme. Het begin van de Evangelielezing valt nog mee: het is beter, aldus Jezus, niet op de eerste rij te gaan zitten, maar eerder achteraan op een bescheiden plaats, zodat de gastheer ons eventueel kan uitnodigen om naar voren op te schuiven, wat beter is dan andersom. Het vervolg kennen we ook al uit de Bergrede (Mt 5, 46-48): we moeten goed en vriendelijk zijn tegenover alle mensen. Onze vriendschappelijke liefde (philia-liefde) mag zich niet beperken tot de familie- en kennissenkring. Toegegeven: meestal geraken wij verzeild in een soort beurtrol van uitnodigingen en/of traktaties. Dat noemt Jezus eigenlijk een nuloperatie: ik geef geld uit om mijn vrienden uit te nodigen, maar de volgende keer recupereer ik mijn geld, want dan word ik uitgenodigd.

Tegen het einde van de Evangelielezing wordt het onverteerbaar zwaar: als je een feestje organiseert, “nodig armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit”. Deze vier soorten uitgesloten mensen gaan je zeker niet op hun beurt uitnodigen: het is niet meer wederzijds, het is eenzijdige naastenliefde van onze kant. Onmiddellijk moeten we uiteraard denken aan het Oordeel van de Mensenzoon: “al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mt 25, 40). Het loont de moeite om daarover te mediteren in de Kammenstraat 51, te Antwerpen: daar ligt een “Homeless Jesus” op een bank. Anoniem met een kap over Zijn hoofd, maar de gaten in Zijn voeten verraden dat het de Heer is. Een kunstwerk dat tot nadenken stemt…

We zouden één excuus kunnen aanvoeren om dit vers aan de kant te schuiven: in de tijd van Jezus waren “armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden” volledig uitgesloten, zij moesten overleven dankzij de concrete naastenliefde van de medemensen; in onze tijd worden “armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden” ongetwijfeld beter opgevangen door allerlei organisaties. Dankzij de christelijke verworvenheden leven we nu meer in een inclusieve zorg- en welvaartmaatschappij. “Les excuses sont faites pour s’en servir”, zeker, maar laat ons toch deze harde verzen niet zomaar in de prullenmand gooien: de deugden blijven nog altijd geldig (in dit geval, vooral rechtvaardigheid, gematigdheid en naastenliefde).

Bernard