De moedige Messias

De moedige Messias

De lijdensvoorspellingen zijn al gedaan en toch wil Jezus “vastberaden” naar Jeruzalem trekken. Om van Galilea naar Judea te gaan moesten Jezus en Zijn leerlingen bijna onvermijdelijk via Samaria. Dankzij de evagelist Johannes (Joh 4, 9) weten we dat de relatie tussen Samaritanen en Joden heel slecht was. De berg Gerizim was voor de Samaritanen een heilige plaats, terwijl iedere gelovige Jood destijds drie maal op pelgrimstocht naar Jeruzalem moest gaan. Kortom, de boden die Jezus voor zich had uitgezonden hadden al vlug begrepen dat de Heer niet gastvrij zou worden ontvangen in een bepaald, niet nader genoemd, Samaritaans dorp. Gastvrijheid was uitermate belangrijk in het Midden-Oosten van Jezus’ tijd. “Jakobus en Johannes” vinden dit gebrek aan gastvrijheid wraakroepend, ze zijn verontwaardigd en willen de inwoners van het dorp “verdelgen”, maar Jezus blijft vredelievend tot aan de dood. Ondanks de alom groeiende weerstand is en blijft Jezus “vastberaden” om de lijdensweg aan te vatten.

Het tweede stukje dat we lezen gaat over “onthechting” (kopje van de Willibrordvertaling van 1975). Aan 3 kandidaat-volgelingen legt Jezus uit dat Hem volgen geen sinecure (letterlijk in het Latijn: ‘zorgeloos’) is. De weg die Jezus begaat staat haaks op ons meestal relatief comfortabel leventje: een rondtrekkend predikant heeft bijvoorbeeld geen vaste verblijfplaats. “Bezint eer ge begint” is een gezegde dat wij nog kennen: goed nadenken vooraleer je Mij zou volgen, lijkt Jezus ons te zeggen, want Jezus volgen of leven voor God is de hoogste prioriteit en heeft voorrang op alles. Geheel nieuw was deze gedachte zeker niet. In Dt 6, 5 stond al te lezen: “Gij moet Jahwe uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten”.

Natuurlijk gebruikt Jezus een hyperbool (een overdrijving): doden kunnen geen doden begraven. Wat Jezus wil aangeven is eigenlijk wat Petrus zei over Hem in Mt 16, 16: Ik ben “de Christus, de Zoon van de levende God” (met de nadruk op “levende”). Twee kandidaat-volgelingen beginnen hun repliek met “laat mij eerst”: fout, zegt Jezus, iedere individuele bezigheid, hoe nobel ook, moet plaats maken voor het onmiddellijke en radicale volgen van de Heer.

Bernard