De Messias op wie men niet zat te wachten

De Messias op wie men niet zat te wachten

Op de twaalfde zondag door het (C-) jaar keren we terug naar het Lucas-evangelie en dat valt meteen op: Jezus zit alleen te bidden, leerlingen begrijpen niet goed wie Jezus is. Jezus voelt hen aan de tand om te zien hoe de leerlingen Hem inschatten. Er circuleren allerlei geruchten over Jezus: Hij is de opvolger van Johannes de Doper, de nieuwe Elia, eventueel de nieuwe Jeremia,… Net zoals bij Mattheüs is het Petrus die het juiste antwoord geeft: Jezus is de Messias (in het Latijn “Christus Dei”). Na het bevel om het Messias-geheim goed te bewaren, komt Jezus met een schokkende openbaring: een eerste lijdensvoorspelling. Jezus geeft aan geen strijdvaardige superheld te zijn, maar enkel en alleen de lijdende Dienaar. De tijdgenoten van Jezus, de apostelen inbegrepen, zaten eerder te wachten op een strijdvaardige Messias; de Joden waren de Romeinen zo beu. De Romeinen waren er al sinds 63 v. Chr.; ze waren dus bijna een eeuw aanwezig in Israël en ze zouden nog wel enkele eeuwen blijven. Sterker nog: de grote miserie moest nog beginnen met de vernietiging van de Tempel in 70 n. Chr. en de algemene verbanning van alle Joden in 135 n. Chr. De apostelen wilden zo graag in het winnende kamp zitten en Jezus voorspelt wel Goede Vrijdag, maar niet zo meteen Paaszondag, hoewel Hij toch spreekt over Zijn Verrijzenis.

Jezus gaat nog verder met Zijn lijdensvoorspellingen en zegt dat ook Zijn volgelingen zullen moeten lijden. Net zoals de apostelen willen ook wij instinctief geen kruis dragen. Wat kan er allemaal gebeuren met rasechte christenen? Ze of we kunnen weerstand ondervinden van vrienden en kennissen, afgekeurd worden door de autoriteiten (zoals destijds onder het communisme), verplicht worden hun comfortzone te verlaten (zoals een pater Damiaan), erg afhankelijk worden van God en de Heilige Geest (en we zijn juist zo graag onafhankelijk, autonoom), veroordeeld worden een onpopulaire boodschap te brengen (zoals afstand doen van privé-bezittingen), in eenzaamheid lijden, een leven leiden in dienst van de anderen, slachtoffer worden van minachting en lasterpraat, verzaken aan aardse bekoringen of zelfs gedood worden (M.L. King, Romero, christenen die onthoofd werden door IS-strijders,…).

De Bijbel in Gewone Taal geeft een belangwekkende vertaling (of eigenlijk interpretatie) van dat harde vers 23: “Als je mijn volgeling wilt zijn, dan mag je niet meer aan jezelf denken.”

In 1618 (Statenvertaling) klonk dat nog als volgt: “Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij”.

De Bijbel Dichtbij (2017, pag. 1850) interpreteert dit onprettige vers als volgt: “Jezus bedoelt dat we moeten leven voor God, en niet voor onszelf.”

Deze “zachte” interpretatie is al problematisch genoeg: het lijkt er sterk op dat de jongere generaties narcistischer en egoïstischer zijn geworden in vergelijking met het verleden, waar men toch iets collectiever, in termen van gemeenschap, dacht. De etymologie van het woord “parochie” is iets zoals woongemeenschap, waar buren in naastenliefde samenwonen.

Bernard