Zijn wij nog een lichtend voorbeeld?

Zijn wij nog een lichtend voorbeeld?

In principe, zei de heilige Chromatius van Aquileia (4de eeuw), zijn wij “verlicht door (…) het ware en eeuwige Licht”. Jezus zegt ons vandaag in het Evangelie dat wij dat Licht moeten uitstralen naar de medemensen toe zodat ook zij zich keren tot God. De eerste christenen vielen naar het schijnt op door hun naastenliefde voor de medemensen, bijvoorbeeld omdat zij het belangrijk vonden om iedere overledene een waardige begrafenis te geven (wat niet evident was in het Romeinse Rijk), maar ondertussen zijn dat soort dingen – gelukkig – sociale verworvenheden (hospitalen, rusthuizen, OCMW, ziekenfonds, uitkeringen, pensioen,…).

Hoe kunnen wij, in 2023, een lichtend voorbeeld zijn voor onze medemensen? Jezus Zelf geeft ons een eerste tip: de naastenliefde onder en voor elkaar bewaren (zie Joh 13, 35) en dit niet uitsluitend voor onze beste vrienden (zie Mt 5, 47). Naastenliefde is duidelijk altijd ons handelskenmerk geweest, maar ook de naastenliefde is geïnstitutionaliseerd (bijvoorbeeld, Caritas, Broederlijk Delen, Welzijnszorg,…).

Jezus Zelf heeft ons eveneens een concreet voorbeeld gegeven: de voetwassing (in de tijd van Jezus, een vuile “job”), als uiting van nederig dienstbetoon. Jezus gaat hier dieper op in met een heel uitdagend “statement”: de leider, de baas, moet “de slaaf van allen” zijn (zie Mc 10, 44). Wie van ons durft dit te vertalen naar de dag van vandaag? Trump heeft wel eens een paar taken van zijn personeel in zijn eigen hotel overgenomen, maar dit was ongetwijfeld een promostunt. Bij José Mujica, president van Uruguay van 2010 tot 2015, was het waarschijnlijk geen showvertoon: hij leefde altijd heel bescheiden en gaf iedere maand 90% van zijn salaris (12.000 $) af aan de armen.

Uit de Zaligsprekingen die we vorige week lazen kunnen we nog enkele bijvoeglijke naamwoorden distilleren die van ons lichtende voorbeelden maken: “nederig van hart”, “zachtmoedig”, “rechtvaardig”, “barmhartig”, “zuiver van hart”, “vredestichters”,…

Een heel gevoelig punt is dat wij gemoedsrust zouden moeten uitstralen om de eenvoudige reden dat Jezus ons die gegeven heeft (zie Mt 11, 28-29 & Joh 14, 27). Goede christenen zouden, zoals goede bomen, goede vruchten moeten voortbrengen (Mt 7, 17). Goede vruchten voortbrengen kan allerlei dingen betekenen: goede daden, een correcte geloofsleer, verkondiging,… De verkondiging is de kern van de grote opdracht die Jezus ons gaf (Mt 28, 19): een lichtend voorbeeld zijn veronderstelt dat men andersgelovigen of ongelovigen tot bij God brengt. Een grote vraag is hoe we de verkondiging aanpakken: van deur tot deur, op straat of via social media? Een typisch Belgisch fenomeen was de verzuiling (Chiro, onderwijsnet, ziekenfonds, politieke partij, allerlei bewegingen met een “K”). Vroeger, in de tijd van het Rijke Roomsche leven (tot begin de jaren ’60) moesten katholieken niet al te veel verkondigen: heel het sociale leven was door en door katholiek. Nu de katholieke zuil serieus afgebrokkeld is, blijkt onze inertie een probleem: wij sluiten ons als het ware op in de kerk en durven nauwelijks ons christelijk geloof te uiten in het openbaar.

Binnen onze steeds kleiner wordende geloofsgemeenschap is er een element dat volgens Jezus letterlijk levensbelangrijk is: vergevingsgezindheid. Jezus neemt vergeving op in het Onze Vader-gebed en vindt vergeving zo belangrijk dat Hij er op terugkomt, positief en negatief geformuleerd (zie Mt 6, 12.14-15). Verzoening gaat nog een stap verder dan vergeving (zie Mt 5, 24).

In de Brieven van het Nieuwe Testament staan er nog enkele eenvoudige recepten om een lichtend voorbeeld te worden: vriendelijkheid, blijheid, dankbaarheid (Fil 4, 4-6), onder andere voor de genadegaven die we van God hebben gekregen (zie 1 Pe 4, 10), geduld, zelfbeheersing (Gal 5, 22-23).

De lezer vraagt zich misschien af waarom we, als christenen, zo blij moeten zijn met onze godsdienst. In zijn Brief aan de Galaten (hoofdstuk 5) legt Paulus uit dat Jezus ons heeft bevrijd van het “slavenjuk”. Paulus bedoelde daarmee de Wet van Mozes met haar 613 regels. In onze multiculturele maatschappij zien we dat de Islam veel meer verplichtingen inhoudt dan het christendom. Het komt erop neer dat christenen zowat alles mogen eten, alles mogen dragen, ons geloof mogen invullen zoals we dat zelf willen. Een concreet voorbeeld: de Ramadan is heel streng (een maand lang niet eten, noch drinken van zonsopgang tot zonsondergang); de Vastentijd mag flexibel en individueel ingevuld worden.

Met de gulden regel (Mt 7, 12) en vooral met het dubbelgebod van de liefde (Mt 22, 37-40) vat Jezus heel het Oude Testament samen: als je God wil liefhebben, bewijs dat dan door je medemens lief te hebben zoals je jezelf liefhebt. Dan zul je voorwaar een lichtend voorbeeld zijn…

Bernard