Via Via

Via via

Het Kerstverhaal bij de evangelist Lucas is een pareltje. In zijn voorwoord geeft Lucas aan dat hij alle gebeurtenissen zorgvuldig heeft onderzocht en dat hij aandachtig heeft geluisterd naar de overleveringen van de ooggetuigen die ondertussen christenen waren geworden. We volgen de verhaallijn van hoofdstuk 2. Lucas geeft ons meteen enkele feiten (persoonsnamen en locaties): Augustus was keizer, Quirinius was landvoogd van Syrië, er vond een volkstelling plaats in het hele Romeinse Rijk; Jozef moet zich laten inschrijven in Betlehem, de stad van de vroegere, grote koning David. Feit is ook dat er voor Jozef en zijn zwangere vrouw nergens plaats was om te slapen, waarschijnlijk omdat de familie te arm was om zich een herberg te permitteren. De bevalling vindt plaats in een stal voor dieren (eventueel een grot) en de baby moet in voerbak voor dieren worden gelegd, een kribbe, een “bakske vol met stro”, zou Urbanus zeggen. Geen woord over de bevalling zelf. Jozef en Maria zien een baby geboren worden, maar het zijn de herders die de draagwijdte van Kerstmis te horen krijgen van een engel: die baby in de kribbe is niemand minder dan de Redder, “Christus de Heer”. Een heel engelenkoor komt dit bevestigen met gezang dat eeuwig zou blijven “Gloria in excelsis Deo”. Er daalt onmiddellijk een vrede op aarde neer voor mensen die dit Kerstverhaal willen geloven. God heeft Zijn Zoon naar de aarde gestuurd zodat de mens geworden Zoon alles kon voorleven, maar niemand is verplicht om Hem te volgen. De herders vertelden wat er ’s nachts gebeurd was in het open veld. “Allen die het hoorden, stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden”, schrijft de evangelist Lucas dan. Het woord “allen” komt vreemd over: wie was er dan in de stal naast de kersverse ouders en hun baby? Misschien wil de evangelist aangeven dat “allen” die het Kerstverhaal ooit zullen horen verwonderd moeten blijven (zoals de slogan van radio Klara zegt: “Blijf verwonderd”).

Vers 19 is zo belangrijk: “Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf”. Meer dan waarschijnlijk heeft Maria het dan doorverteld aan de evangelist Lucas. Haar getuigenis vormt de kern van het hoogfeest “H. Maria, Moeder van God”. De evangelielezing besluit met 2 nuchtere feiten: de besnijdenis op de 8ste dag en de Hebreeuwse naamgeving (Jeshua = God redt). De Messias wordt aldus neergezet in een 100% Joods kader.

Bernard